Monday, August 5, 2019
Spelen De spelontwikkeling
Spelen De spelontwikkeling De spelontwikkeling De spelontwikkeling is belangrijk bij de ontwikkeling van de kleuter. Spelen is het onderzoeken en ontdekken, het leren kennen van de wereld op een manier die het kind zelf kiest. Het bepaalt wat het wil doen en hoe. Het kind met een normale ontwikkeling kan materiaal manipuleren, een betekenis geven eraan, een fantasiespel beleven, Waarom en hoe? Onder dit hoofdstuk wil ik graag beschrijven waarom spelen zo belangrijk is en hoe het spelen dan wel verloopt bij kleuters. Er is ook steeds een stukje voorzien dat het spelen bij kleuters met autisme beschrijft en de problemen hierbij. Mogelijke oplossingen komen aan bod in het praktijkgedeelte. Tijdens het spel leert het kind zichzelf, materiaal en de omgeving kennen. Spelen helpt het kind verder evolueren op verschillende vlakken. Door spelen wordt de cognitie van het kind gestimuleerd. Dit wil ik graag even toelichten vanuit enkele voorbeelden. Als we nu vb. winkeltje spelen nader bekijken, zien we dat kinderen voortdurend bezig zijn met het nabootsen van situaties uit het dagelijks leven van volwassenen. Ze leren het materiaal kennen in hun winkel en worden gestimuleerd in hun taalontwikkeling. Ze geven namen aan de voorwerpen uit de winkel en hun denken wordt steeds complexer. Zo weet het kind op den duur dat wanneer je iets koopt dat je daarvoor geld moet in de plaats geven. Nog later wordt er zelfs een bepaalde hoeveelheid aan een voorwerp toegekend. Een ander voorbeeld is moedertje spelen. Het kind leert waarvoor voorwerpen dienen zoals een fopspeen, papfles, luier e.d. en leert de voorwerpen ook op een juiste manier manipuleren. Kinderen die vb. een speelgoedstofzuiger hebben thuis leren die ook gebruiken voor de juiste handelingen. Opmerkelijk hierbij is wanneer oudere kleuters door hebben dat bepaald speelgoed niet voldoet aan de werkelijkheid. Vbn. hierbij: een auto waarbij de deurtjes niet open kunnen, een pop waarvan de benen niet kunnen plooien of een brandweerman waarbij de hoed ontbreekt. Kinderen met autisme kunnen op deze foutjes sterk gefixeerd worden en zo heel wat stress ondervinden. Het kind met autisme die dan ook nog eens een type 2-kind is, kan heel wat moeite ondervinden met het benoemen van speelgoed of het herkennen ervan. Soms weten ze niet waarvoor iets dient of wat ze ermee kunnen doen. Ze kunnen zich moeilijker bezig houden met het materiaal. Op die manier wordt de cognitie ook niet of weinig gestimuleerd en leert het kind geen verbanden leggen. Dit kan erg nadelig worden naar de zelfstandigheid toe in de toekomst. Bij het spel wordt ook de motoriek verbeterd. Het kind moet zich verplaats om iets te grijpen, het springt, loopt, manipuleert, kleurt, . zowel fijne, grove als gerichte motoriek worden gestimuleerd. Geà ¯llustreerd met enkele voorbeelden zoals juffrouw spelen en garagist zien we dat het kind veel in beweging is. Het deelt boekjes en potloden uit of rijdt met autootjes rond. De juf zal op het bord iets schrijven (grove kleutertekening) en de garagist zal zijn autos mooi parkeren in de garage. Het kind leert doegericht te bewegen om autos te nemen en mooi te plaatsen waar het wil. Het voorbereidend schrijven kan deels geoefend worden door het eerste voorbeeld. Net zoals bij de stimulatie van de cognitie zien we ook bij de motoriek dat het kind met autisme geremd wordt. Het doelbewust bewegen verloopt niet vlot of levert weinig resultaat op. Het kind weet niet goed wat te doen of weet met zichzelf geen houding te nemen. Daarbij komt dat er veel kleuters met autisme zijn die ook een motorische beperking hebben. Naast de voorgaande worden ook heel wat sociale vaardigheden geoefend tijdens het spel. Het kind leert vriendjes in het spel betrekken, het leert met andere woorden samen spelen. Het kind moet materiaal gaan delen of leert vragen naar speelgoed. Het leert vriendjes maken, leert fair zijn tegenover andere kinderen, communicatie wordt geoefend en het kind leert zichzelf uiten tegenover anderen. Onder communicatie kunnen we het taalbegrip situeren, maar ook het durven aanspreken van anderen, de mimiek en andere lichaamstaal. De kleuter leert het aangeleerd gewenst gedrag stellen tegenover andere kleuters. Ook op dit punt kunnen we enkele zaken opmerken bij de kleuter met autisme. De sociale vaardigheden laten vaak te wensen over. Het kind is niet in staat om op een normale manier contact te maken. Het weet zich niet op een gepaste manier te gedragen. Soms blijft de spraak ook uit, wat het allemaal nog moeilijker maakt. Het kind kijkt een ander bijna niet aan, kan zich moeilijk verplaatsen in wat die andere wil en kan zichzelf moeilijk duidelijk maken. Het contact nemen verloopt niet spontaan en is eerder aangeleerd of gekopieerd van volwassenen en andere kinderen. Naast deze punten is het fantasiespel noodzakelijk voor de ontwikkeling van het probleemoplossend vermogen. Ik gebruik het woord noodzakelijk a.d.h.v. volgende veelzeggende voorbeelden. Willen we nu even de foutjes van bij de cognitieve stimulatie nemen, dan merken we op dat het kind met een normale ontwikkeling deze gemakkelijk oplost. Het beeld zich in dat de deurtjes van de wagen wà ©l open gaan en dat er passagiers instappen, het denkt zelf een hoed op de brandweerman of verzint er een verhaaltje bij over een erge wind waardoor de brandweerman zijn hoed verloren is. Deze aspecten zijn helemaal niet storend voor het kind met een normale ontwikkeling. Het kan deze tekortkomingen gemakkelijk oplossen met wat fantasie. Deze fantasie is ook bij de meeste spelletjes aanwezig. Vb. postbode spelen, het kind verplaatst zich in de postbode en gebruikt een creatieve manier van denken om het spel in gang te steken. Het gebruikt papiertjes en krabbelt er wat op om brieven te hebben, het pla kt er stickers op als postzegels en stempelt met een stempel van op papas werk. Een ander voorbeeld is wanneer het kind het spel van garagist projecteert naar zichzelf. Het kind wordt zelf de garagist en speelt niet met een figuurtjes met deze rol. De driewieler wordt een splinternieuwe auto of een supersnelle moto. Het voorstellingsvermogen werkt voortdurend. Bij het kind met autisme verloopt dit echter terug heel wat moeilijker. Het kind beschikt niet over dit probleemoplossend vermogen en kan zo geen spel starten. Het botst op problemen die het niet weet op te lossen. Het kind lijkt steeds naar een uiterste toe te gaan. Enerzijds merken we kleuters op die geen rol van een ander op zich kunnen nemen. Ze kunnen zich als het ware niet inleven in die andere persoon. Ze weten niet hoe die denkt of kan denken en wat de andere voelt. Anderzijds zijn er ook kinderen die in het fantasiespel niet kunnen begrenzen. Ze verplaatsen zich in een ander maar nemen dit zo sterk op dat ze er zelf in gaan geloven en kunnen op die manier moeilijk terug afstand van die rol nemen. Spelen is ook goed voor de zelfontplooiing. De kleuter legt onbewust de eigen ervaringen in het spel, het speelt vb. een situatie uit de klas na. Het kind kan vb. straf gekregen hebben van de juf omdat het fout gedrag stelde en geeft dan in het spel ook straf aan een kind. Het is natuurlijk mogelijk dat de jonge kleuter nog niet goed beseft of gewoon niet meer weet waarom het straf geeft. Dit ontwikkeld zich meer naarmate de kleuter ouder wordt. Spelen is dus belangrijk bij de verwerking van dingen. Daarnaast wordt de persoonlijkheidsontwikkeling ook gestimuleerd op vlak van het eigen kennen en kunnen. Het kind leert het eigen lichaam kennen en krijg een zelfbeeld. Het zelfbesef zorgt ervoor dat het kind in staat is om zijn eigen grenzen te leren kennen en daarmee om te gaan. Het kind weet wat het kan en wat niet en probeert het kunnen uit te breiden of legt er zich bij neer dat het nog te klein is voor bepaalde dingen. Het kind leert als het ware omgaan met frustraties. Verder leert het kind ook zaken plannen en organiseren. Het maakt vb. alles klaar voor het spel winkeltje. Het maakt afspraken over wat er te koop zal zijn en wat niet. Het leert beslissingen nemen en inzicht krijgen in het belang ervan. Het kind wordt steeds zelfstandiger in het denken en doen. Kinderen met autisme zijn erg beperkt in het spel waardoor ook de zelfontplooiing deels geremd zal worden. Het verwerken van negatieve of positieve ervaringen verloopt vaak moeilijk omdat ze niet over het vermogen beschikken om te spelen. Ze kunnen moeilijker dingen een plaats geven in hun persoonlijkheid. Ze leven meer in een eigen wereld en nemen de wereld rondom hen niet zo nauw waar. Ze willen alles constant houden en verleggen weinig grenzen. Ze kunnen zichzelf moeilijker stimuleren in het ontdekken van nieuwe dingen. Dit alles maakt het voor de kleuter met autisme heel wat moeilijker om te leven in onze wereld. Belangrijk aandachtspunt bij het spelen bij kinderen met autisme is dat het spelen in het MPIGO op een lager niveau plaatsvindt daar de kinderen met autisme heel wat problemen ondervinden op de verschillende vlakken. Vanwege deze reden wil ik het spelen ook tijdens het aanbrengen van rekenvoorwaarden gaan aanbrengen. Het is de bedoeling dat ze iets mee kunnen nemen naar huis (in gedachten) en dus gaan leren spelen. Praktijkgedeelte In het MPI Sterrebos Het MPI Sterrebos besteedt zeer veel aandacht aan een goede aanpak voor kinderen met autisme. Dit is echter niet zo vanzelfsprekend. Geen enkel kind met autisme is gelijk aan een ander. Er wordt voor elk kind een behandelingsplan opgesteld, afhankelijk van de behoeften van het kind. Structuur blijft doorheen alle schooljaren een belangrijk punt waar steeds opnieuw aan gewerkt wordt. Dit om de ontwikkelingskansen van elk kind maximaal te benutten. Er wordt steeds een evenwicht gezocht tussen hoofd-hart-handen zodat een realistisch beeld gevormd kan worden over de eigen mogelijkheden en om tot de aanvaardig van de eigen ik te komen. Dit gebeurt d.m.v. cognitieve, affectieve en psychomotorische vorming. Nog een belangrijk punt is de stimulering van de nieuwsgierigheid. Het MPI biedt de kinderen ruime activiteiten aan en beschikt over heel wat materiaal om nieuwsgierigheid uit te lokken. Dit kan leiden tot een betere ontwikkeling van de intellectuele mogelijkheden. De kleuters die moeilijkheden ervaren worden steeds individueel benaderd om deze in de mate van het mogelijke te verhelpen. Naast deze individuele benaderingen zorgt het MPI Sterrebos ook voor speelleerklassen: kleine structuurklassen die via spelen de kinderen iets bijbrengen. Goede leer- en werkattitudes (zoals vb. taakgerichtheid, afwerking, tempo, ) worden geà ¯ntegreerd als voorbereiding op een volgend leerjaar. Dit is ook nodig om de wiskundige aspecten te bevorderen. In de structuurklassen wordt er typologie-overkoepelend gewerkt. Deze aangepaste manier van onderwijs is nodig om te leren omgaan met de triade van communicatieproblemen, het sociaal anders zijn en problemen met verbeelding. Kinderen met autisme zijn vooral visuele denkers, vandaar dat het MPI zeer veel werkt met pictogrammen en andere visualisaties. Om de kinderen zo goed mogelijk te onderwijzen is de aanpak van het MPI gestoeld op het TEACCH-programma. Verschillende ontwikkelingstypes bij de kleuter met autisme Bij kleuters met autisme in het MPI komen vooral type 2 en type 4 voor. Kleuters van het type 2 kinderen zijn kinderen met een matige tot ernstige mentale retardatie. Ze hebben een IQ tussen 50 en 20. Kleuters van het type 4 zijn kleuters met motorische problemen, maar bij kinderen met autisme zijn die vaak psychomotorisch ten gevolge van hun autisme. Op de kleuterleeftijd kan nog geen type 1 vastgesteld worden, vandaar dat er enkel over type 2 gesproken wordt bij de kleuterleeftijd. Pas op latere leeftijd (lagere schoolkind) kan er meer gespecificeerd worden naar type 1 of type 2 na een intelligentietest. Deze typetoekenningen bij kleuters met autisme zijn vooral gebaseerd op die van het MPI Sterrebos en kunnen in vergelijking met andere scholen dus verschillen. 2 Voorstelling MPI Sterrebos Het Medisch Pedagogisch Instituut Sterrebos is buitengewoon basisonderwijs van de Vlaamse Gemeenschap voor kinderen van kleuter- en lagere schoolleeftijd. Deze onderwijsvorm is aangepast voor kinderen die zich niet kunnen handhaven in het gewoon onderwijs. In het MPI worden deze kinderen extra begeleid. Het MPI biedt onderwijs op kleuter- en lager onderwijsniveau, voor kinderen van 3 tot 13 jaar. Er wordt ondersteuning geboden voor type 1, 2, 4, 8 en voor kinderen met autismespectrumstoornissen. Op kleuterniveau kunnen we enkel de types 2 en 4 aanduiden en ASS. Er is een aangepast project voor kinderen met autisme: De Leeuwtjes waarin getracht wordt het kind individueel te begeleiden met de nodige structuur en veiligheid. Het MPI werkt hiervoor multidisciplinair. Het onderwijs wordt steeds aangepast aan de opvoedingsbehoeften van de kinderen. Daarnaast is er het geà ¯ntegreerd onderwijs waarbij sprake is van tijdelijke of blijvende (re)integratie van leerlingen van het BSO. Dit gebeurd op kleuter- en lager onderwijsniveau. Vanuit het MPIGO wordt er orthodidactische en paramedische begeleiding geboden. Binnen het MPIGO is er speciale aandacht voor de sociale vaardigheden (ik en de andere) en de metacognitieve aspecten (via spelend leren). Er zijn enkele belangrijke benaderingswijzen opgesteld voor kinderen met autisme. De eerste is het helpen bij het inzicht krijgen van de autismespectrumstoornis. Daarvoor wordt een werkmap gebruikt van Peter Vermeulen -> -> boek ik ben speciaal psycho-educatie, leren inzicht krijgen in autisme. Door Sherborne-activiteiten wordt de bewustwording van het eigen lichaam en de ruimte rondom in de hand gewerkt. Deze activiteiten worden gegeven door de kinesiste die zich bijschoolde.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment
Note: Only a member of this blog may post a comment.